Hij las. Z'n hoofd met witte haren gebogen over een boek. Z'n arm op de paarse leuning aan het infuus. Ik vroeg hem naar het boek en of ik de achterkant eens mocht lezen. Een pittig thema. Over de dood en het leven en ethische vragen. Hij wist niet hoe het allemaal zou gaan. Leefde nu met uitgezaaide kanker en zou niet meer beter worden. Hij was nog niet vlakbij de dood. Nog niet bij het laatste stukje, maar ervóór. En hoe verhoud je je daartoe? Dit boek kon hem misschien een beetje helpen. 'Hebt u hoop?' vroeg ik, doelend op het boek. Hij zei, dat het misschien geen hoop was, maar wel vertrouwen. Vertrouwen dat de Eeuwige bij hem zou zijn. ‘Dus u bent nooit alleen?’ vroeg ik. Dat dat het allerbelangrijkste was. Hij schoot vol, terwijl hij antwoord gaf. Vertelde over zijn vrouw die ook een zwakke gezondheid had. Hoe ze nu elk hun eigen zorgen hadden, wetend dat ze niet samen oud zouden worden. En ik had met hem te doen... Het was maar even en ik wenste hem Gods zegen. ...